Spaanse Klemtoon / Accenten
Spaanse informatiebronnen

Weten op welk gedeelte van een woord de klemtoon valt is een belangrijk onderdeel van het communiceren in elke taal. Gelukkig zijn in het Spaans de regels voor de klemtoon vrij eenvouding en makkelijk te onthouden. In feite, bijna elk Spaans woord valt in een van de drie categorieën:

Spaanse Klemtoon & Accenten: Categorie 1

Als een woord eindigt op een n, s of klinker, wordt de nadruk gelegd op de voorlaatste (een na laatste) lettergreep. Deze regel geldt voor de meeste woorden in het Spaans.

toro (stier)
joven (jong)
zapato (schoen)
impresora (printer)
lata (kan)
bandera (vlag)
chicle (gom)
bolso (tas)

Spaanse Klemtoon & Accenten : Categorie 2

De nadruk wordt gelegd op de laatste lettergreep van woorden die eindingen op elke andere letter.

hotel (hotel)
hablar (praten)
ordenador (computer)
salud (gezondheid)
mantel (tafelkleed)
secador (föhn)
juventud (jeugd)
bailar (dansen)

Spaanse Klemtoon & Accenten: Categorie 3

Als je een woord tegenkomt met een accent op een klinker, betekent dit dat het woord niet past in een van de eerste twee categorieën. In dit geval vertelt het accent waar je de nadruk op moet leggen.

piz (potlood)
inglés (Engels)
índice (index)
sinimo (synoniem)
bografo (pen)
ctima (slachtoffer)
fútbol (voetbal)
interés (rente)

Uitzonderingen

Vrijwel elke regel heeft een handvol uitzonderingen, dus het is logisch dat er een paar woorden zijn die afwijken van deze all-inclusive regels.

  • Woorden en namen die zijn geïntegreerd in het Spaans uit andere talen, zoals Frans en Engels, behouden heel vaak hun oorspronkelijke spelling en uitspraak, maar zonder accenten. Bijvoorbeeld:
sandwichDe nadruk wordt gelegd op de a in sandwich net als in het Engels, maar er is geen accent die dit aangeeft.
ElisabetDe i wordt benadrukt, maar geen accent wordt erboven geplaatst.
  • Tenslotte, worden er soms accenten gebruikt om twee woorden die verder precies hetzelfde eruit zien te onderscheiden, met andere woorden, het heeft niets met uitspraak te maken. Een goed voorbeeld zijn de woorden el (het lidwoord) en él (het voornaamwoord)
el vs. él "el" is een lidwoord wat "de" betekent, terwijl "él" een voornaamwoord is met de betekenis "hij"
si vs. sí "si" is een verbindingswoord met de betekenis "als", terwijl "sí" het woord is voor "ja"